Ga naar de inhoud van deze pagina.
Logo van Arnhem

Begroting 2018

  • Opgaven
  • Wijken
  • Stad
    • Ontwikkelingen in het financieel kader
    • Mutaties Meicirculaire
      • Financiële begroting
      • Overzicht baten en lasten per programma
      • Overzicht geraamde incidentele baten en lasten
      • Financiële staten
      • Overzicht van geraamde baten en lasten per taakveld
      • Stresstest: financiële status en weerbaarheid
      • Lokale heffingen
      • Weerstandsvermogen en risicobeheersing
      • Onderhoud kapitaalgoederen
      • Financiering
      • Bedrijfsvoering
      • Verbonden partijen
      • Grondbeleid
      • Investeringen
      • Subsidies
    • Overig programmaplan
    • Totaaloverzicht bezuinigingen
    • Portefeuilleverdeling
    • Overzicht Lokale heffingen
    • Verplichte prestatie-indicatoren BBV
  • Home
  • Financiën
  • Paragrafen
  • Stresstest: financiële status en weerbaarheid

Stresstest: financiële status en weerbaarheid

Het is van belang om inzicht te hebben in de financiële status (hoe financieel gezond is de gemeente) en de financiële weerbaarheid (welke mogelijkheden zijn er in financieel moeilijke tijden). De financiële positie van Arnhem wordt door middel van een aantal financiële kengetallen vanuit het BBV in beeld gebracht en beoordeeld. Het tweede deel van deze paragraaf geeft een actueel beeld van de scores van Arnhem op de financiële stresstest grote gemeenten.

Selecteer een alinea

  • Paragraaf Stresstest: financiële status en weerbaarheid

    Alinea Kengetallen BBV

    Het BBV schrijft voor dat in de begroting een verplichte basisset van vijf financiële kengetallen wordt opgenomen om de financiële positie van de gemeente inzichtelijker te maken. Arnhem neemt dit op in de paragraaf Stresstest. De kengetallen en beoordelingen zijn in de volgende tabel opgenomen. De kengetallen en beoordelingen zijn in de volgende tabel opgenomen.

    1A. Netto schuldquote

    rek. 2016

    begr. 2017

    begr. 2018

    mjr. 2019

    mjr. 2020

    mjr. 2021

    Bedragen x € 1.000

    A

    Vaste schulden (cf art. 46 BBV)

    664.945

    752.080

    729.321

    759.292

    754.543

    736.401

    B

    Netto vlottende schuld (cf art. 48 BBV)

    54.399

    46.122

    46.122

    46.122

    46.122

    46.122

    C

    Overlopende passiva (cf art. 49 BBV)

    50.324

    45.000

    4.500

    4.500

    4.500

    4.500

    D

    Financiëla activa (cf art. 36 lid d, e en f)

    12.593

    87.505

    12.506

    12.506

    12.506

    12.506

    E

    Uitzettingen < 1 jaar (cf art. 39 BBV)

    102.465

    60.000

    60.000

    60.000

    60.000

    60.000

    F

    Liquide middelen (cf art. 40 BBV)

    1.369

    0

    0

    0

    0

    0

    G

    Overlopende activa (cf art. 40a BBV)

    2.272

    1.000

    1.000

    1.000

    1.000

    1.000

    H

    Totale baten (cf art. 17 lid c BBV (dus excl. mutaties reserves)

    742.186

    692.221

    703.822

    690.992

    696.657

    701.235

    Netto schuldquote (A+B+C-D-E-F-G)/H x 100%

    87,71%

    100,36%

    100,37%

    106,57%

    105,02%

    101,75%

    1B. Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen

    rek. 2016

    begr. 2017

    begr. 2018

    mjr. 2019

    mjr. 2020

    mjr. 2021

    Bedragen x € 1.000

    A

    Vaste schulden (cf art. 46 BBV)

    664.945

    752.080

    729.321

    759.292

    754.543

    736.401

    B

    Netto vlottende schuld (cf art. 48 BBV)

    54.399

    46.122

    46.122

    46.122

    46.122

    46.122

    C

    Overlopende passiva (cf art. 49 BBV)

    50.324

    45.000

    4.500

    4.500

    4.500

    4.500

    D

    Financiëla activa (cf art. 36 lid b, c, d, e en f)

    79.602

    90.176

    70.475

    67.941

    65.428

    65.206

    E

    Uitzettingen < 1 jaar (cf art. 39 BBV)

    102.465

    60.000

    60.000

    60.000

    60.000

    60.000

    F

    Liquide middelen (cf art. 40 BBV)

    1.369

    0

    0

    0

    0

    0

    G

    Overlopende activa (cf art. 40a BBV)

    2.272

    1.000

    1.000

    1.000

    1.000

    1.000

    H

    Totale baten (cf art. 17 lid c BBV (dus excl. mutaties reserves)

    742.186

    692.221

    703.822

    690.992

    696.657

    701.235

    Netto schuldquote (A+B+C-D-E-F-G)/H x 100%

    78,68%

    99,97%

    92,14%

    98,55%

    97,43%

    94,24%

    2. Solvabiliteitsratio

    rek. 2016

    begr. 2017

    begr. 2018

    mjr. 2019

    mjr. 2020

    mjr. 2021

    Bedragen x € 1.000

    A

    Eigen vermogen (cf art. 42 BBV)

    135.532

    94.151

    111.789

    110.188

    108.720

    122.229

    B

    Balanstotaal

    919.318

    948.332

    951.086

    982.758

    978.489

    960.827

    Solvabiliteit (A/B) x 100%

    14,74%

    9,93%

    11,75%

    11,21%

    11,11%

    12,72%

    3. Kengetal grondexploitatie

    rek. 2016

    begr. 2017

    begr. 2018

    mjr. 2019

    mjr. 2020

    mjr. 2021

    Bedragen x € 1.000

    A

    Niet in exploitatie genomen bouwgronden (cf art. 38 lid a punt 1 BBV)

    0*

    19.853

    0

    0

    0

    0

    B

    Bouwgronden in exploitatie (cf art. 38 lid b BBV)

    52.580

    59.542

    52.939

    50.146

    40.938

    41.530

    C

    Totale baten (cf art. 17 lid c BBV (dus excl. mutaties reserves)

    742.186

    692.221

    703.822

    690.992

    696.657

    701.235

    Grondexploitatie (A+B)/C x 100%

    7%

    11%

    8%

    7%

    6%

    6%

    4. Structurele exploitatieruimte

    rek. 2016

    begr. 2017

    begr. 2018

    mjr. 2019

    mjr. 2020

    mjr. 2021

    Bedragen x € 1.000

    A

    Totale structurele lasten

    638.467

    638.467

    670.933

    666.869

    670.561

    653.727

    B

    Totale structurele baten

    630.580

    630.580

    658.321

    665.582

    670.168

    670.949

    C

    Totale structurele toevoegingen aan de reserves

    10.347

    11.394

    11.511

    11.064

    9.112

    9.405

    D

    Totale structurele onttrekkingen aan de reserves

    1.932

    7.965

    13.127

    12.091

    11.383

    12.414

    E

    Totale baten

    742.186

    692.221

    703.822

    690.992

    696.657

    701.235

    Structurele exploitatieruimte ((B-A)+(D-C))/E x 100%

    -2%

    -2%

    -2%

    -0%

    0%

    3%

    5. Woonlasten meerpersoonshuishouden

    rek. 2016

    begr. 2017

    begr. 2018

    mjr. 2019

    mjr. 2020

    mjr. 2021

    A

    OZB-lasten voor gezin bij gemiddelde WOZ-waarde

    331

    333

    338

    338

    338

    338

    B

    Rioolheffing voor gezin bij gemiddelde WOZ-waarde

    166

    167

    169

    169

    169

    169

    C

    Afvalstoffenheffing voor een gezin

    245

    246

    215

    215

    215

    215

    D

    Eventuele heffingskorting

    0

    0

    0

    0

    0

    0

    E

    Totale woonlasten voor gezin bij gemiddelde WOZ-waarde (A+B+C-D)

    742

    746

    722

    722

    722

    722

    F

    woonlasten landelijk gemiddelde voor gezin in t-1

    716

    723

    723

    723

    723

    723

    Woonlasten t.o.v. landelijk gemiddelde jaar er voor (E/F) x 100%

    104%

    103%

    100%

    100%

    100%

    100%

    • Uit de kengetallen blijkt een duidelijke toename van de netto schuldquote in de jaren 2019 en 2020. Deze wordt grotendeels veroorzaakt door een toename van de vaste schulden vanaf 2019. Deze flinke stijging van de schuldquote heeft alles te maken met de geplande investeringen in die jaren. Gemiddeld wordt in deze periode jaarlijks 10% van het begrotingstotaal geïnvesteerd. De netto schuldquote ligt net als in de vorige MJPB boven de 100%, maar valt in de meeste jaren wel lager uit dan vorig jaar begroot. Dit wordt echter niet zozeer veroorzaakt door een verlaging van de geplande investeringen, maar is een gevolg van de verhoging van de totale baten (met name het gemeentefonds) ten opzichte van de vorige MJPB. Op basis van de VNG-norm is de begrote schuldquote echter te hoog. Daartegenover staat dat de realisatie van de  schuldquote in de meeste jaren lager uitvalt, aangezien de vooraf geplande investeringen niet volledig worden gerealiseerd.
      Op grond van onze huidige spelregels moet de ratio in 2023 beneden de 100% uitkomen. Het toekomstige investeringsprogramma zal daar dan op afgestemd moeten worden.
    • Hoe hoger de solvabiliteit, hoe gunstiger dit is voor de financiële weerbaarheid van de gemeente. Uit de ontwikkeling van de solvabiliteit blijkt dat het aandeel van het eigen vermogen op de totale baten in 2018 ten opzichte van de vorige begroting gestegen is. Dat is gunstig en te verklaren door de toename van de vermogenspositie (algemene reserve en bestemmingsreserves) ten opzichte van 2017. Vanaf 2018 is de solvabiliteitsratio stabiel en laat een licht stijgende lijn zien naar ruim 12% in 2021.
    • De grondexploitatie maakt een steeds kleiner aandeel uit van de totale begroting en daarmee dalen de aanverwante risico's.
    • Ook de structurele exploitatieruimte ontwikkelt zich positief; dit wordt veroorzaakt doordat de structurele baten een stijgende lijn laten zien en de structurele lasten een dalende lijn laten zien;
    • Het kengetal op de woonlasten laat vanaf 2018 een daling zien. Dit wordt veroorzaakt door de verwachte lagere gemiddelde lasten van de afvalstoffenheffing voor een gezin door de invoering van Diftar.

    Meer algemeen zal naar de toekomst toe in het afwegingenkader voor nieuwe investeringen de vermogenspositie van de gemeente een nog meer nadrukkelijke rol moeten worden gegeven. Nog voor het einde van het jaar zal dan ook een voorstel voor aanvullende spelregels worden gedaan dat ter vaststelling aan de gemeenteraad zal worden voorgelegd.

  • Paragraaf Stresstest: financiële status en weerbaarheid

    Alinea Stresstest

    Binnen de 100.000+ gemeenten is een eigen stresstest ontwikkeld, die in de MJPB 2014-2017 voor het eerst voor Arnhem is opgenomen. Deze stresstest geeft door middel van indicatoren inzicht in de financiële status en weerbaarheid. Ook de Raad voor financiële verhoudingen (Rfv) heeft in 2011 de aandacht voor dit deel van de gemeentelijke begroting aangescherpt door het adviseren van een “stresstest” voor gemeenten.

    De meerwaarde van de test zit vooral ook in het periodiek invullen van de stresstest, zodat op alle indicatoren een trend zichtbaar wordt en geanalyseerd kan worden. Bij een tweetal indicatoren is door middel van een pijl aangegeven welke ontwikkeling zichtbaar is ten opzichte van de vorige begroting. De verschillende items in de stresstest zijn ook (vaak meer in detail) terug te vinden in de overige paragrafen.

    De uitkomst van de test staan in de vorm van een dashboard in onderstaande figuur.

  • Paragraaf Stresstest: financiële status en weerbaarheid

    Alinea Toelichting op de Stresstest

    Schuldpositie, vreemd vermogen

    Schuldratio (1.1)

    De schuldratio zegt welk aandeel van de bezittingen van de gemeente is belast met schulden. Deze ratio is de som van de kortlopende en de langlopende schulden gedeeld door het balanstotaal. Hoe lager de uitkomst des te gunstiger dit is.
    Arnhem beschikt niet over een groot eigen vermogen en financiert van oudsher investeringen met vreemd vermogen (schulden). Door de VNG wordt een factor van 80% of hoger gezien als een hoge mate van financiering met vreemd vermogen. Arnhem komt uit op 86%, daarom een onvoldoende score.

    Netto schuld / exploitatie (1.2)

    De schuld als aandeel van de exploitatie geeft een indicatie van de druk van de rentelasten op de exploitatie. De VNG geeft aan dat bij een score van meer dan 90% voorzichtigheid is geboden. Een score van minder dan 50% is gunstig. Arnhem scoort 98% en daalt daarmee ten opzichte van de vorige begroting (103%). Voor dit kengetal geldt een licht andere definitie dan de in de kengetallen BBV opgenomen netto schuldquote, vandaar dat de uitkomst licht verschilt.

    Netto schuld per inwoner (1.3)

    Deze indicator spreekt voor zich, de netto schuld gedeeld door het aantal inwoners. Arnhem valt in de categorie onvoldoende, omdat de netto schuld per inwoner in Arnhem meer dan 20% boven het gemiddelde van Nederland ligt.

    Schuldevolutie (1.4)

    De schuldevolutie geeft aan in welke mate de schuld per inwoner in een jaar is toegenomen of afgenomen. Een afname van 15% of meer wordt beschouwd als gezond en een toename van 15% of meer als ongezond.
    In Arnhem neemt de schuld tussen 2017 en 2018 met 8% af. Dit is een neutrale score.

    Netto rentelasten / exploitatie (1.5)

    Deze indicator geeft aan welk deel van de exploitatie gebonden is door het betalen van rente (aan banken). De indicator hangt heel sterk samen met de netto schuld / exploitatie (1.2). Hierop scoort Arnhem neutraal.

    Rentereserve (1.6)

    Arnhem heeft sinds JV 2012 geen aparte rentereserve meer. De middelen zijn opgenomen in de Algemene Reserve. Dit wordt in de stresstest beschouwd als onvoldoende. Echter, in onze begroting is een structurele stelpost (zie ook paragraaf financiering) opgenomen om renteschommelingen op te kunnen vangen. Derhalve wordt op deze indicator voldoende gescoord.

    Omslagrente - werkelijke reserve (1.7)

    In Arnhem ligt de omslagrente onder de werkelijk betaalde rente aan de banken, 2% versus 2,09%. Deze indicator is echter door de nieuwe regelgeving in de notitie rente van de commissie BBV achterhaald en niet meer van toepassing met ingang van 2018. De omslagrente moet worden vastgesteld met in acht neming van de solvabiliteit en is daarmee per definitie lager dan de gemiddelde externe rente.

  • Paragraaf Stresstest: financiële status en weerbaarheid

    Alinea Reservepositie, eigen vermogen

    Ratio weerstandsvermogen (2.1)

    Het weerstandsvermogen geeft de mate aan waarin de gemeente in staat is om de nadelige gevolgen van risico’s op te vangen zonder dat het beleid moet worden gewijzigd. Het geeft inzicht in de robuustheid van de financiële positie van de gemeente. Ten opzichte van de afgelopen jaren is het weerstandsvermogen verbeterd, enerzijds door een daling van het risicoprofiel en anderzijds door een toename van het eigen vermogen. Hierdoor is de score verbeterd van neutraal naar voldoende.

    Mogelijkheden om beschikbare weerstandscapaciteit te verbeteren (2.2)

    De algemene reserve vormt ons directe weerstandsvermogen, bedoeld om risico’s af te dekken. Daarnaast is sprake van indirect weerstandsvermogen (post onvoorzien, onbenutte belastingcapaciteit en bestemmingsreserves die niet worden gebruikt ter dekking van kapitaallasten voor investeringen met economisch nut). Deze kunnen worden gebruikt om de weerstandscapaciteit te verbeteren. De gemeente heeft deze mogelijkheden waardoor de score goed is. Dat is in Arnhem ook in deze MJPB het geval.

  • Paragraaf Stresstest: financiële status en weerbaarheid

    Alinea Grondexploitatie

    Afhankelijkheid grondexploitatie voor sluitende begroting (3.1)

    Zodra in de meerjarenbegroting rekening wordt gehouden met winsten vanuit de grondexploitaties bestaat er een bepaalde druk op de exploitaties om deze winsten daadwerkelijk te realiseren. Geen realisatie betekent immers een direct dekkingsprobleem in de begroting. Lagere grondverkopen hebben dan direct effect op de reguliere exploitatie. In de meerjarenbegroting van onze gemeente zijn dergelijke winsten niet ingeboekt in de exploitatie en sinds de jaarrekening 2013 wordt bij het bepalen van het weerstandsvermogen geen rekening meer gehouden met de winstpotentie op de grondexploitatie. Er is dus geen afhankelijkheid meer.

    Winstverwachting grondexploitaties (3.2)

    Op het moment dat er positieve resultaten uit de grondexploitaties worden gerealiseerd heeft de gemeente middelen die kunnen worden ingezet of gespaard voor moeilijke tijden. De meerjarige winstverwachting van de grondexploitaties is positief, zodat de gemeente op deze indicator goed scoort. Het aantal projecten waarop winst wordt geprognosticeerd is relatief laag. Dat maakt de gemeente wel kwetsbaar.

    Algemene reserves grondbedrijf en risicoreserve Grondbedrijf versus risico's (3.3)

    De Algemene reserve van het Grondbedrijf en de bestemmingsreserve ter afdekking van algemene economische risico's zijn reserves om risico's van het Grondbedrijf op te vangen. De reserve moet zodanig zijn dat de risico's kunnen worden opgevangen. In Arnhem zijn de reserves Grondbedrijf die bij deze indicator meetellen slechts € 7 ton, terwijl de risico's op ruim € 7 miljoen worden ingeschat. Hierdoor wordt op deze indicator een onvoldoende gescoord (net als voorgaande jaren).

    Toekomstig nog te realiseren baten en lasten in relatie tot de BIE (Balanspost: bouwgronden in exploitatie) (3.4)

    Dit kengetal geeft aan wat de gemeenten nog aan lasten en baten moet realiseren bij de actuele boekwaarde van de BIE (Bouwgronden In Exploitatie). Als dit te hoog is dan is dan zegt dat iets over de nog te verrichten inspanningen. Als de geraamde baten en lasten samen drie keer groter zijn dan de huidige boekwaarde dan is de score onvoldoende. Dit is in Arnhem net als vorig jaar niet meer aan de orde en er wordt een neutrale score gerealiseerd.

    NIEGG ( Niet In exploitatie Genomen Gronden) (3.5)

    Hierbij gaat het om de vraag of de exploitatielasten van de niet in exploitatie genomen gronden zijn afgedekt. In Arnhem is dit incidenteel wel het geval (uit resultaten treasury), maar meerjarig niet in de begroting opgenomen. Vandaar de ongewijzigde neutrale score.

  • Paragraaf Stresstest: financiële status en weerbaarheid

    Alinea Uitstaande leningen, garantstellingen en waarborgen

    Zekerheden leningen, garantstellingen en waarborgen (4.1)

    Een gemeente loopt mogelijk risico's bij het uitzetten van leningen, het geven van garanties of waarborgen. Het risico vermindert als zekerheden zijn gesteld, zoals het 1e recht van hypotheek, een bankgarantie of als een lening uitstaat bij partijen met minimaal een AA-rating qua kredietwaardigheid. In Arnhem bedraagt het gewogen percentage zekerheden voor leningen en garantstellingen net onder de 95% en scoort daarmee neutraal. Vorig jaar werd hierop nog een voldoende score bereikt (net boven de 95%). Door dit grenseffect valt Arnhem net in een lagere categorie.

  • Paragraaf Stresstest: financiële status en weerbaarheid

    Alinea Meerjarig onderhoud kapitaalgoederen

    Toereikende onderhoudsbudgetten (5.1)

    De gemeente is verantwoordelijk voor het onderhoud van de kapitaalgoederen binnen haar gemeentegrenzen. Veelal betreft dit kapitaalgoederen in de openbare ruimte zoals wegen, groen en civieltechnische kunstwerken.
    De kapitaalgoederen worden gemiddeld met een krappe “6” gewaardeerd (op een schaal van 1 tot 10, dus voldoende). Bij een aantal soorten kapitaalgoederen staat een 5,5. Dit is net als vorig jaar het geval bij wegen, bomen, groen en bossen & parken. De grootste problemen bij de bossen & parken zijn de lanen, boomgroepen, exoten en bospaden. Het riool is na een 5 van vorig jaar weer met een 6 gewaardeerd. Dit komt omdat de opgelopen achterstand uit 2016, in de GRP5 periode vanaf 2017 weer ingelopen is.

    Om een 6 te scoren op deze onderdelen zou een extra structureel budget van circa € 2,5 miljoen noodzakelijk zijn. Ook dit is vergelijkbaar met vorig jaar. Bij sommige kapitaalgoederen die nu nog een 6 scoren, is wel aangegeven dat hierop in de toekomst mogelijk extra middelen nodig zijn om deze 6 te handhaven.

    Op het totaal van de exploitatie komt het totaal benodigde extra budget voor een 6 op alle onderdelen voor onderhoud kapitaalgoederen neer op minder dan 1%, waardoor hierop in deze stresstest een neutrale score wordt gerealiseerd (net als vorig jaar).

  • Paragraaf Stresstest: financiële status en weerbaarheid

    Alinea Lokale lastendruk

    Lokale lastendruk (6.1)

    De lokale lastendruk is de druk van de lasten van rioolheffing, afvalstoffenheffing en OZB. Het gemiddelde van Nederland is € 723 (berekening op basis van cijfers COELO). Binnen een afwijking van 5% van dit gemiddelde is de score voldoende, daarbuiten goed (- 5%) of onvoldoende (+ 5%). Arnhem heeft een lokale lastendruk van € 722 en scoort daarmee neutraal.

    Onbenutte belastingcapaciteit OZB (6.2)

    Landelijk mag de OZB opbrengst jaarlijks voor alle gemeenten gezamenlijk maar een beperkte stijging laten zien. Voor 2018 is de macronorm vastgesteld op 3,1%. De onbenutte belastingcapaciteit in Arnhem voor 2018 komt daardoor uit op 0,07% van de exploitatie (baten). Een deel van de belastingcapaciteit is dus nog niet benut. Hierdoor is de score neutraal. Er is immers enige belastingcapaciteit onbenut die in financieel moeilijke tijden benut zou kunnen worden.

    Inkomstenderving OZB door leegstand niet-woningen (6.3)

    Leegstand kost de gemeente geld. Er bestaat een directe relatie tussen de opbrengst OZB gebruikers niet-woningen en leegstand. Verder wordt bij de korting die gemeenten krijgen in de algemene uitkering geen rekening gehouden met eventuele leegstand. Gemeenten worden gekort op basis van de WOZ-waarde van de panden. Natuurlijk bestaat er ook een indirecte relatie met derving inkomsten afvalstoffenheffing en rioolrecht. In de bepaling van deze tarieven werd tot een aantal jaren terug rekening gehouden met leegstand, de laatste jaren echter niet. De derving van de OZB op basis van de leegstand komt uit op 1,78 van de totale OZB-opbrengst van de niet-woningen. Hiermee scoort Arnhem volgens de norm neutraal.

    Kostendekkendheid leges (6.4)

    Deze indicator geeft aan in hoeverre de lasten worden gedekt door de baten. Bepaalde leges mogen maximaal 100% kostendekkend zijn (de baten de kosten niet overstijgen). Als de kostendekkendheid lager is, is er mogelijk ruimte om meer baten te realiseren. Bij het bepalen van de extra ruimte is rekening gehouden met wettelijk vastgestelde maxima tarieven van de producten. Aangezien het totaal van onze leges uitkomt op 82% kostendekkendheid, resteert er nog circa 18% ruimte. Dit is een verbetering ten opzichte van vorig jaar.
    In beide jaren wordt een neutrale score gerealiseerd.

  • Paragraaf Stresstest: financiële status en weerbaarheid

    Alinea Financieel evenwicht

    Ombuigingen (7.1)

    Vanaf het jaar 2012 zijn jaarlijks forse taakstellingen in de begrotingen opgenomen. In het overgrote deel hiervan zijn deze taakstellingen ook daadwerkelijk gerealiseerd. In de vorige MJPB is een groot deel van de nog concreet in te vullen taakstellingen afgeroomd en in deze MJPB zijn de laatste taakstellingen uit deze coalitieperiode van concrete maatregelen voorzien, dan wel deels ten laste van (algemene) reserves gebracht. De resterende taakstellingen zijn minimaal en worden in deze indicator afgezet tegen de totale lasten in de begroting. De score laat zien dat we hierop een voldoende scoren (de eerste jaarschijf van de begroting is hierin bepalend). In de jaren daarna loopt de taakstelling enigszins op.

    Verhouding structurele lasten en structurele baten (7.2)

    Structurele lasten moeten worden afgedekt door structurele baten. Andersom mogen incidentele lasten worden afgedekt door incidentele baten. De structurele lasten zijn in het jaar 2018 voor ruim 98% afgedekt door structurele baten. In de jaren daarna loopt dit op tot over de 100%. Dit betekent dat de structurele baten hoger liggen dan de structurele lasten. Hierdoor wordt op deze indicator voldoende gescoord, net als vorig jaar.

    Sluitende begroting (7.3)

    De meerjarige begroting is in de jaren 2017 tot en met 2020 sluitend met in alle jaren een dotatie aan de algemene reserve. Uit het vorige punt blijkt dat vanaf 2018 de structurele lasten vrijwel volledig worden afgedekt door structurele baten, dus er is ook sprake van structureel evenwicht van de begroting.

Zoeken